In hoeverre móet wat ik schrijf van maatschappelijk belang zijn?

Gepubliceerd op 9 maart 2024 om 12:04

Deze vraag stelde ik mezelf tijdens mijn eerste jaar Writing for Performances en kwam voort uit een veel bredere vraag, namelijk: wat móet kunst zijn? En ja, deze vraag linkt aan de vraag: wanneer is iets kunst? Wanneer mogen we kunst ‘kunst’ noemen? Maar ik bedoel mijn vraag toch nét iets anders. Ik stel de vraag met een zekere morele lading: wat móet kunst in de morele zin zijn? Heeft kunst in mijn ogen een zekere plicht? Een plicht waar ik als schrijver rekening mee heb te houden? Stel ik zekere morele eisen aan mijn eigen schrijfwerk? Die vraag wil ik vandaag aan de hand van mijn gedachtespinsels van vorig jaar verder uitwerken.

Wanneer ik mijn aantekeningen van vorig jaar hierover teruglees, merk ik vooral verzet bij mezelf, verzet tegen het idee dat kunst maatschappelijk relevant móet zijn. Toch zien we dat bij veel programmeringen een belangrijke rol spelen. Ik was afgelopen donderdag nog met mijn klas bij theater Bellevue en ook daar krijg ik de indruk dat maatschappelijke relevantie hoog in het vaandel staat. Minderheden dienen vertolkt te worden, maatschappelijke problemen aangekaart. Wat we ten tonele brengen, dient op een bepaalde manier het collectief te dienen. Maar wil ik dat wel? Voel ik me fijn bij die oproep?

 

Wanneer ik naar mijn eigen schrijfwerk kijk, merk ik dat ik zelden níet maatschappelijk relevant schrijf. Dat is interessant om te constateren. En het klopt denk ik ook wel. Ik houd van gedachte-experimenten, niet enkel om de lol ervan, maar juist om mezelf en de samenleving uit te dagen kritisch naar onszelf te blijven kijken, opdat we er béter van kunnen worden. Dus blijkbaar dien ik zelf ook graag het maatschappelijk belang. Maar toch, wanneer het lijkt te móeten krijg ik de kriebels. Maar waarom? Waarom dat verzet?

 

Ik denk dat ik vorig jaar hierover een interessant gesprek met mezelf voerde. Ik probeerde een gedachte-experiment uit te werken, waarin ik voor het moment de stelling aannam: “Kunst móet vrij kunnen zijn van al het móeten, anders verliest het precies datgeen wat het tot kunst maakt en vervalt het tot verkapte (ego-) propaganda.” Wat me aan deze stelling opvalt, is dat ik bang lijk te zijn dat kunst al snel tot middel vervalt van politieke machtsspellen. Kan je een theaterstuk maken over klimaatveranderingen zonder al snel de linkse politiek te vertegenwoordigen? Kan je een theaterstuk maken zonder een oordeel te vellen over wat ‘mooi’ en ‘goed’ theater zou moeten zijn?

 

Ik kwam destijds tot de conclusie dat dit onmogelijk is. Welk kunstwerk er ook gemaakt wordt, er klinkt als vanzelf een esthetische en morele visie van de maker in door. Hierop probeerde ik mezelf de vraag te stellen: hoe erg is dat? Hoe erg is het als we naar gepolitiseerde kunstwerken kijken? Ik bracht op dat punt de kunsttoeschouwer naar voren. Zolang de kunstschouwer zich realiseert dat het niet naar iets verhevens of verlichts kijkt, maar naar het werk van een mens, geen verlichte wezen, geen heilige kunstenaar die zo vrij en losstaat van de samenleving om ons de hoogste wijsheden te kunnen laten ervaren, dan is er niet zoveel aan de hand. Maar ik geloof dat ik daarmee de kunstenaars zelf, en dus mijzelf als schrijver, te makkelijk van deze morele vraag ontzie.  

 

Wát we schrijven, hóe we schrijven, dat bepaalt wel degelijk hoe we ons in het politieke landschap positioneren. Vorig jaar werd ik gevraagd feedback te geven op een jeugdtheatervoorstelling over gender. De vraag rees of een rechtst perspectief in de voorstelling geïncorporeerd zou moeten worden. De keuze van de groep was om dit níet te doen, zo ver stond het af van hun eigen waarden. Ik heb geen kritiek op die keuze, want ik begrijp ‘m goed. Het is moeilijk om een perspectief in het eigen werk te verwerken dat honderdtachtig graden haaks staat op de eigen morele waarden. Maar maken we kunst voor onszelf? Of kunst voor de ander? Het collectief? En wie bestaat er dan uit dat collectief?

 

Een alumni van de opleiding Writing for Performances pleit voor méér rechtse geluiden binnen het theaterlandschap en ik begrijp haar punt goed. Er is op dit moment te weinig dialoog, te weinig wrijving binnen de kunsten om kritisch naar onszelf te kunnen blijven kijken, althans van wat ik op de opleiding meemaak. Durven we andere geluiden nog te horen? En wellicht te representeren? Als we pleiten voor kunst voor iedereen, pleiten we dan écht voor kunst voor íedereen? Of moeten we met het schaamrood op onze wangen constateren dat we zelf een sterke voorkeur hebben voor wíe we wel of niet willen maken? En met welke morele inslag en welke vooral niet? En kunnen we dan verwijten dat er financieel zo in de kunstsector gesneden wordt? Ik heb het antwoord hierop niet, maar ik vind het wel de vragen die ik mezelf heb te stellen.

 

Wie heeft de macht, het geld? En wie domineerde in de geschiedenis het theaterlandschap? De reactie op deze impliciete vragen is op de opleiding voelbaar. De reacties op ‘oud werk’ zijn veelal negatief. ‘Nu zijn wíj aan de beurt! Niet meer de machthebbers, niet meer de oude elite. Maar wij! Jong en vurig! Wij die zien wat er allemaal mis is met deze wereld. Met het onderwijs. De (geo)politiek!’ Als ik eerlijk ben, wil ik mezelf daar niet graag mee associëren. Ik ben, volgens mij, een van de weinigen op de opleiding die vooral niet met activisme wil worden geassocieerd. Daar ben ik ironisch genoeg dan weer heel activistisch over. Ik ben altijd pro-kritisch, maar niet pro ‘ik weet het beter’ en al helemaal niet om je als mens zo richting medemensen of de geschiedenis op te stellen. Zou mijn angst om daarmee geassocieerd te worden een van de redenen zijn dat ik niet maatschappelijk relevant móet willen schrijven? Ben ik bang activistisch te moeten zijn? En daarop voort vragend: beschouw ik dat dan als mijn eigen zwakte? Een gebrek aan lef mijnerzijds? Of omarm ik mijn anti-activistische inborst? En zie ik het juist als kracht? Ik ben er nog niet uit.

 

Wat ik in elk geval in mezelf serieus wil nemen is mijn eigen verzet tegen de eis, van mezelf of een ander, om maatschappelijke relevante kunst te móeten maken. Ook al is het onmogelijk om maatschappelijk relevantie te ontlopen (als maker zit je eigen visie altijd in het kunstwerk), het eisen van maatschappelijk belang voelt voor mij als stap te ver. Wellicht omdat het woord ‘relevantie’ lijkt te impliceren dat het een ‘goede’ visie moet zijn. Ik geloof dat ik niet per definitie de ‘juiste’ visie in mijn schrijfwerk wil vertolken. Als ik dat had willen onderzoeken, was ik wel bij het wetenschappelijk onderzoek gebleven. Maar daar zit ik nu juist niet. Ik wil schrijven, fictie. Ik wil onderzoeken misschien juíst wel de visies die dubieus zijn, die moreel verwerpelijk ogen. Ik zoek graag de morele grensgebieden en de eis van maatschappelijke relevantie kent me naar mijn gevoel denk ik teveel verantwoordelijkheid toe. Ik wil geen verantwoordelijkheid nemen voor het maatschappelijk belang. Ik wil schoppen tegen het gevoel van morele superioriteit, omdat ik geloof dat daar méér kwaad in schuilt dan een kwade handeling op zichzelf genomen. Misschien stel ik mezelf wel moreel superieur op om dat te denken? Misschien wel. Misschien wel…


Geïnspireerd? Deel uw gedachten!

Reactie plaatsen

Reacties

Marjolein Reijners
een jaar geleden

Mooi streven om uit te nodigen het morele gesprek met elkaar aan te gaan. En open te staan voor invalshoeken die je echt onbekend zijn. Dat kan zo verwonderen, de gedachtenwereld van een ander.
En die verplaatsing kan ook wellicht stelligheid vanuit vermeende morele superioriteit voorkomen.
Daarbij wil ik wel waken voor een soort moreel relativisme, waarbij invalshoeken gewoon een ander gezichtspunt zijn en blijven. Niet alles is misschien 'goed' of waar'. De zoektocht open aangaan en je eerste idee over wat goed is ook echt kritisch onder de loep te nemen, dan kan de mens en mensheid groeien. En dit initiatief nodigt daartoe uit. Dank je wel.